2020-14: Doorontwikkeling en implementatie van VR assessment “What’s Up?”
Doelgroep
Jongeren in de forensische jeugdzorg.
What's up?
Het Virtual Reality (VR) assessment What’s Up? beoogt reactieve agressie en de achtergrond daarvan te meten bij jongeren in de forensische jeugdzorg. Het voorliggende project had tot doel om What’s Up? door te ontwikkelen, ervaring op te doen met de implementatie ervan, en onderzoek te doen naar de bruikbaarheid en validiteit van het assessment. In het kader van dit project werd What’s Up? 2.0 ontwikkeld en geïmplementeerd bij RJJI’s den Hey-Acker en de Hartelborgt, Forensisch Centrum Teylingereind, en de Waag, locaties Almere en Amsterdam.
Resultaten
De ervaringen met de implementatie laten zien dat jongeren geïnteresseerd zijn in deelname aan
What’s Up? en dat de ontwikkelde training professionals in staat stelt het assessment uit te voeren. Daarnaast werd duidelijk dat behandelaars die niet getraind zijn in What’s Up? meer handvatten nodig hebben om de gegevens uit het assessment goed te kunnen begrijpen en gebruiken. Ook bleek dat het implementeren van het assessment als onderdeel van het primair proces een uitdaging kan zijn vanwege verschillende barrières, zoals de benodigde tijdsinvestering in combinatie met de werkdruk, en de hoge drempel die sommige professionals ervaren om aan de slag te gaan met VR. Naast het beschikbaar stellen van tijd, zijn een heldere taakverdeling, een duidelijke procedure en voldoende bekendheid van het assessment en de implementatieprocedure noodzakelijk voor een goede implementatie.
Op basis van evaluaties van jongeren en interviews met professionals blijkt dat zowel jongeren als professionals over het algemeen positief zijn over What’s Up? als assessment methode. De meeste jongeren zeggen in VR te reageren zoals ze dat in het echt ook zouden doen. Verschillende professionals noemen dat voor sommige jongeren werken met concrete situaties (zoals die in VR worden gespeeld) nuttiger kan zijn dan een gesprek. Contra-indicaties zijn een sterk wantrouwen jegens professionals en zorgen met betrekking tot psychotische ontregeling of dissociatieve signalen.
Voor het onderzoek naar de validiteit van What’s Up? vulden jongens in JJI’s een vragenlijst in. De concurrente validiteit van reactieve agressie, vijandige attributie en zelfcontrole gemeten met What’s Up? werd onderzocht door vergelijking met zelfrapportagevragenlijsten. De resultaten suggereren geen concurrente validiteit voor reactieve agressie en vijandige attributie, en enige concurrente validiteit op het gebied van zelfcontrole, in twee van de vier sociale scenario’s in VR. In scenario #3 hing zelfcontrole in VR positief samen met zelfcontrole volgens de vragenlijst. In een subgroep van de steekproef werd de predictieve validiteit onderzocht door vergelijking met (dezelfde) zelfrapportagevragenlijsten ingevuld na twee maanden en met geregistreerde incidenten met geweld in de maanden na deelname aan What’s Up?. De resultaten suggereren geen predictieve validiteit voor reactieve agressie, vijandige attributie en zelfcontrole. Wel suggereren de resultaten dat What’s Up?, specifiek reactieve agressie en gebrekkige zelfcontrole in scenario #3, voorspellend is voor gewelddadig gedrag van jongeren op de groep. Jongeren die in dit scenario reactieve agressie lieten zien en die aangaven moeite te hebben om zich te beheersen, hadden twee maanden later meer geregistreerde incidenten met geweld.
Eindproduct
Uitvoerende partij
Vakgroep Forensische Orthopedagogiek van de Universiteit van Amsterdam in samenwerking met Universiteit Utrecht en diverse forensische instellingen.