2020-15: Ontwikkeling van gestandaardiseerde diagnostiek van de gewetensontwikkeling bij kinderen en jeugdigen
De programmacommissie heeft het rapport geaccepteerd voor publicatie op de website, maar wil meegeven dat er tijdens de beoordeling aandachtspunten met betrekking tot de inhoud en methodologie zijn gesignaleerd. Om die reden adviseert de programmacommissie om de bevindingen uit dit rapport niet zonder verdere toetsing of doorontwikkeling te implementeren in de praktijk. Het rapport wordt gepubliceerd met het doel om bij te dragen aan de verdere dialoog en kennisontwikkeling binnen het veld van de forensische jeugdzorg.
Doelgroep
Jongeren in Pro Justitia rapportages en in de kinder en jeugd-GGZ.
Diagnostiek van het geweten
Diagnostiek van de gewetensontwikkeling bij jongeren in Pro Justitia rapportages en in de kinder en jeugd-GGZ is noodgedwongen sterk intuïtief wegens het ontbreken van een gedeeld theoretisch kader en een instrument. Bestudering van de (inter)nationale literatuur op dit terrein liet zien dat wetenschappers drie componenten essentieel vinden: ervaringen die ontstaan door empathische activiteit, ervaren van en omgaan met zelfbewuste emoties en de sociaal-morele ontwikkeling. Tevens werd in een kwalitatief onderzoek de ervaringskennis van deskundigen geëxpliciteerd. De wetenschappelijke en de ervaringskennis werd vervolgens geïntegreerd in de formulering van het Instrument Diagnostiek Gewetensontwikkeling (verder: IDG). De deskundige wordt aan de hand van twaalf items gestructureerd begeleid naar de formulering van een beschrijvende diagnose en een getalsmatige codering van de gewetensontwikkeling. Nadat deze fasen waren afgerond, werd het onderzoek naar de psychometrische kwaliteiten van het IDG gestart. In het eindrapport wordt verslag gedaan van dat validatieonderzoek.
Resultaten
De analyses toonden een goede interne consistentie. Exploratieve factoranalyse resulteerde in een enkele factor. De constructvaliditeit werd ondersteund door matige correlaties tussen de IDG-diagnose van zelfbewuste emoties en moraliteit en de zelfrapportages van adolescenten. Het IDG-evaluatie van empathie liet echter slechts een gedeeltelijke associatie zien met de bijbehorende vragenlijsten. Ter ondersteuning van de discriminante validiteit kwamen de resultaten van het IDG overeen met de zelfgerapporteerde symptomen van psychopathie. De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid was uitstekend.
Het IDG is een veelbelovend klinisch instrument om het geweten bij adolescenten te beoordelen. Het maakt een integratieve benadering mogelijk om de gewetensontwikkeling van adolescenten te begrijpen en te volgen, en kan de besluitvorming bij indicatiestelling gaan ondersteunen. Vervolgonderzoek is nodig waarin voorgestelde verbeteringen in het IDG besproken worden met gebruikers uit het werkveld, gevolgd door hernieuwd validatieonderzoek met een bredere, ook niet-klinische vergelijkingsgroep. Tenslotte zou ook het vignet-onderzoek herhaald kunnen worden, met een bredere variatie in geweten.
Eindproducten
Uitvoerende partij
Universiteit van Amsterdam in samenwerking met de Bascule, het NIFP, de Purmerend-vestiging van Youz en de Raad voor de Kinderbescherming.